Kaart Christiaan van SgrotenDe latere ‘Zuid-Hollandse Eilanden’ op de kaart van Christiaan van Sgroten (eind 16e eeuw)
Land van Putten
Binnen de stippellijn het oorspronkelijke rechtsgebied van de heren van Putten. Door zijn huwelijk met Aleid, erfdochter van Strijen, breidde Nicolaas III (1276 – 1311) zijn invloedssfeer uit tot in Brabant

Inpoldering

De eerste vermeldingen van Geervliet houden verband met de aldaar in 1179 gevestigde tol op de Bernisse, een brede vaarweg die de eilanden Voorne en Putten van elkaar scheidde. Mogelijk was deze tol gevestigd op een stelle of terp.

De inpoldering van ‘de vorsche daer Gheervliet in leyt’ is niet precies te dateren. In 1246 hadden de heren van Putten er een versterkte hoeve. Het Land van Putten omvatte toen behalve de eilandjes die aaneengroeiden tot het huidige eiland Putten een deel van de huidige Hoeksche Waard, een deel van het eiland IJsselmonde en een deel van het huidige Goeree-Overflakkee. Zetel van het bestuur was Puttenstein nabij Heinenoord. In de strijd met de Vlamingen (waarbij de voor deze buren zeer nadelige tol de inzet was) werd dit slot in 1304 verwoest en de heren vestigden zich op hun Geervlietse hof. Geervliet werd daarmee hoofdplaats van Putten.

Verlanding van de Bernisse

Werkwijze

Bij de inpoldering van het eilandje waarin Geervliet als woonplaats zou ontstaan heeft men een werkwijze gevolgd die gangbaar was voor aan vaarwater gelegen opwassen. Men legde er een dijk om, die men ter plekke van een grotere afwateringskreek in een boog rond die kreek liet lopen. Afwatering vond daarna plaats door een sluis en de buitendijks gehouden kreek werd een bijna natuurlijke haven.

Langs deze dijk ontstond bebouwing, eerst aan de buitenzijde. Aan de binnenzijde was kaderuimte voor activiteiten die betrekking hadden op de tol en bij uitbreiding op de zeehandel in het algemeen alsook de visserij. De enkele bewaard gebleven oude tolrekeningen geven een idee van de veelheid en variatie van hetgeen werd aan-, af- en doorgevoerd. Vanaf de hoefijzervormige dijk ontsloot een polderpad het achterliggend land. Daaraan werd, op enige afstand van de haven, de aan de H. Maagd Maria gewijde kerk gebouwd, mogelijk in eerste instantie als kapel behorend bij de naastgelegen Hof van Putten. Al in 1277 wordt de Geervlietse parochie genoemd als bijdragende in de kosten van een van de kruistochten. Grond behorende tot die heerlijke hoeve werd tegen jaarlijkse vergoeding in de vorm van kapoenen ter bebouwing uitgegeven. Deze gesneden, gemeste hanen werden later door een geldswaarde vervangen. Er ontstond een stratenplan dat al vermeld wordt in een kapoengeldenlijst van 1451 en dat nog altijd ongewijzigd aanwezig is: Kerckstraet, Tollestraet, Sinte Anthonisplaetse, Molenstraet en Visschersziede. Het gaaf bewaard gebleven stratenplan was een van de argumenten op grond waarvan Geervliet in 1975 tot beschermd stadsgezicht werd verklaard.